Opgepast: focus op nationale emissies dreigt Nederland in een wegkijkeconomie te veranderen

Opinion piece (de Volkskrant)
Sander Tordoir , Jesse Hettema
21 November 2023

Het maatschappelijk klimaat keert zich deze verkiezingscampagne tegen ‘vieze’ bedrijven als Tata en Chemours, zien Sander Tordoir en Jesse Hettema. Dat is gevaarlijk, want als gevolg van onze dadendrang om de industrie zo snel mogelijk te vergroenen, staat de Nederlandse concurrentiepositie op het spel – en daarmee de wereldwijde CO2-uitstoot.

Om voorop te lopen in het vergroenen van de industrie, schroeft Nederland milieueisen in een hoog tempo op. Diezelfde eisen stelt ons land niet aan geïmporteerde producten. Daarmee dreigt de Nederlandse industrie zich te verplaatsen naar landen waar de CO2-uitstoot veel hoger is. Sinds de Europese Unie de bestaande beperkingen op staatsteun versoepelde, smijten Duitsland en Frankrijk met tientallen miljarden euro’s aan subsidies om een vergelijkbaar noodlot voor hun nationale industrieën te voorkomen. Daarmee dreigt het gelijke speelveld op de Europese interne markt – de motor achter onze concurrentiepositie – ook nog eens kapot te gaan. Maar dit gevaar voor de Nederlandse industrie speelt nauwelijks een rol in de huidige verkiezingscampagne.

Volgens het IMF maakt de energietransitie gebruik van 220 goederen, waaronder elektrische auto’s en windturbines, maar ook thermostaten en isolatiemateriaal. Europa is goed in de productie van deze goederen. Vorig jaar explodeerde het aandeel van China in de wereldwijde export van deze goederen naar 34 procent, maar het aandeel van de EU nam eveneens toe: van 19 procent (2019) naar 23 procent vorig jaar. De VS bleef steken op 13 procent.

Hoewel de technologieën (zoals waterstoffabrieken, zonne- en windparken) waarvoor deze goederen worden gebruikt schoon zijn in gebruik, vindt er wél uitstoot plaats bij de productie ervan. Een noodzakelijk kwaad, omdat ze over hun levenscyclus alsnog veel uitstoot besparen ten opzichte van fossiele alternatieven.

Vieze bedrijven
Nederland is echter steeds minder bereid om CO2-uitstoot op eigen bodem te accepteren, zelfs als dit op termijn tot een netto positief resultaat leidt. Het maatschappelijk klimaat keert zich tegen ‘vieze’ bedrijven als Chemours of Tata, maar het sluiten van die laatste zorgt niet tot een afname van de vraag naar staal. In wezen verplaatst Nederland de uitstoot en vervuiling zo naar landen waar de milieueisen en CO2-belasting vaak minder hoog zijn. Zo wordt onze economie een ‘wegkijkeconomie’, waarbij de delen van de keten die we niet prettig achten zijn uitbesteed aan andere landen. Zo verliezen we grip op uitstoot in de keten én maken we ons geopolitiek kwetsbaar.

China en ook de VS doen met grof geld namelijk het omgekeerde. Ze proberen bedrijven te lokken en stimuleren de groei van de binnenlandse industrie. China heeft meermaals dezelfde truc uitgehaald, door de thuismarkt af te schermen tot er met hulp van vele miljarden aan overheidssubsidies een grote productieschaal is bereikt. Vervolgens wordt de export in moordend tempo opgeschroefd, net zolang tot industrieën in andere landen het begeven. Tien jaar geleden betekende dit het einde van Europese zonnepanelen, en nu staat de Europese elektrische auto- en wind-industrie onder druk – terwijl de vraag toeneemt. De VS heeft dit model gekopieerd.

Weglek-effect
Om hier weerstand aan te bieden, moeten de hoge eisen die we in onze eigen markt stellen ook gaan gelden voor producten die we importeren. Het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) is een stap in de goede richting. Deze nieuwe EU-wet verplicht importeurs van bijvoorbeeld cement of staal vanaf 2026 evenveel CO2 belasting te betalen als bedrijven die deze goederen binnen Europa produceren. Maar deze wet geldt in eerste instantie niet voor hoogwaardige industrieproducten als auto’s – en andere vormen van vervuiling blijven buiten beeld. Totdat de gaten in het CBAM zijn gedicht, moeten Brussel en Den Haag oppassen dat strengere milieueisen niet alsnog leiden tot een weglek-effect.

Ten tweede volgen Europese landen te veel hun eigen pad om een vuist te kunnen maken tegen Chinees en Amerikaans mercantilisme. Een voorbeeld van beter beleid is de onlangs door Frankrijk aangekondigde subsidieregeling voor de aankoop van elektrische auto’s. Die subsidie is alleen beschikbaar voor voertuigen met een lage uitstoot in de productieketen. Daarmee wordt het lokaal produceren van auto’s aantrekkelijker dan het importeren van met kolenstroom geproduceerde auto’s uit China, en is de interne Europese concurrentie niet in het geding. Als de EU dit beleid zou overnemen, zijn Europese autofabrikanten in de hele Europese markt beter beschermd zijn tegen de zwaar gesubsidieerde Chinese auto’s.

Er liggen genoeg kapers op de kust die met alle liefde strategische onderdelen van onze industrie overnemen. Nederland loopt zo het risico een wegkijkeconomie te creëren, waarbij we niet alleen controle over onze industrieketen verliezen, maar ook de wereldwijde CO2-uitstoot vergroten. Onze politici hebben het hier nauwelijks over tijdens de verkiezingscampagne, maar een nieuw kabinet moet dit onder ogen zien. Om onze economie te verduurzamen, is het nodig om milieueisen op te hogen met een realistisch transitie pad en zonder de binnenlandse productie te benadelen. Voor Nederland, als industriële rivierdelta en haven van Europa, leiden hiervoor alle wegen naar Brussel.

 

Sander Tordoir is senior econoom bij het Centre voor European Reform. Jesse Hettema is Market Lead Nederland & België bij Aurora Energy Research.