De Nederlandse economie moet zich verder van de Duitse afwenden
De Duitse economie stagneert en zal daar de komende jaren niet bovenop komen. Wat betekent dit voor het Nederlandse buitenlandse economische beleid?
De Duitse economie zit al jaren in het slop. De Duitse economie is vandaag ongeveer even groot als in 2019, net als de Duitse industriële productie. De Amerikaanse economie groeide ondertussen met 5% en de Nederlandse met meer dan 6%. In plaats van een tijdelijke hapering verwacht het IMF dat de Duitse groei nog jaren zal achterblijven bij het gemiddelde in de eurozone.
Dankzij handelsprotectionisme, groeiende Chinese concurrentie en hogere energieprijzen faalt het industriële exportmodel van Duitsland in toenemende mate. Deze veranderingen zijn blijvend, maar de Duitse politiek is nog niet wakker en ontwikkelt nog geen nieuw groeimodel.
Deze Duitse stagnatie doet er voor Nederland en het Nederlandse buitenlandse economische beleid toe. Voor economisch herstel kijkt Nederland historisch altijd naar Duitsland. En ook al is het belang van Duitsland voor de Nederlandse economie de afgelopen decennia structureel gedaald (CPB, 2023), Den Haag blijft veelal Duitsland op internationaal en Europees vlak volgen. Die gewoonte is niet langer houdbaar. Aan deze nieuwe realiteit zal Den Haag haar buitenlandbeleid moeten aanpassen.
De Duitse groeimotor is uitgedieseld
Wat is er misgegaan met het Duitse wirtschaftswunder? Het is misleidend om de malaise enkel aan de covid-pandemie en de energiecrisis te wijten, zoals veel te vaak gebeurt. De export die de Duitse groeimotor tussen 2010 en 2020 aandreef, gestimuleerd door de grote internationale vraag naar Duitse auto’s, machines en chemicaliën, raakte al in 2018 in het slop. Oorzaken: de Amerikaanse handelsoorlogen onder President Trump en ‘Dieselgate’, het schandaal waarbij Volkswagen en andere autofabrikanten abrupt afstand moesten doen van dieselvoertuigen na gesjoemel met emissie-software.
Duitsland bouwde het vorige decennium grote handelsoverschotten op, mede dankzij een beleid van lage lonen en krappe begrotingen met als doel Duitse producten goedkoop te houden. Dit model dreef op drie pijlers: veel vraag naar Duitse producten uit China en Amerika, fossiele energie uit Rusland om deze producten te bouwen en Amerikaanse bescherming van veilige handelsroutes.
Door Poetin’s oorlog tegen Oekraïne en de wereldwijd oplopende handelsspanningen wordt dit model nu hard afgestraft. De Russische gaskraan is dicht, de export van goederen naar de VS en China wordt moeilijker, en China transformeert van klant tot concurrent voor Duitslands traditionele sectoren.
De adder van de Chinese honingpot
De internationale populariteit van Chinese auto’s explodeert zodanig dat China inmiddels Duitsland al uit de top van grootste auto-exporteurs heeft verstoten. De Duitse auto-industrie, goed voor 2,2 miljoen banen, moet daarvoor de hand in eigen boezem steken. Ze begon te laat met de omschakeling naar de elektrische en software-gedreven auto’s van de toekomst.
Ook de Duitse politiek heeft op dit vlak strategische fouten gemaakt. Het liet jarenlang toonaangevende bedrijven ongemoeid grote investeringen in China doen en gedwongen huwelijken met Chinese partners aangaan. Het was Peking’s strenge voorwaarde voor toegang tot de honingpot van de Chinese markt. Om een deel van de tientallen miljard dollar die Peking in de autosector injecteerde binnen te halen bouwde Duitse bedrijven gretig lokale fabrieken in Chinese steden. Ondertussen faciliteerde dit de overdracht van Duitse kennis en werden de eigen Chinese producten beter en beter.
Door China’s veranderende rol op de wereldmarkt is een daling van het aandeel van industriële activiteiten in Duitse economie waarschijnlijk. Dit wordt alleen nog maar verder versterkt door een structurele stijging van Duitse energieprijzen. Duitse ondernemers waren historisch gezien altijd sterk in het creëren van nieuwe markten en bedrijven, maar na jaren van nalatigheid is er weinig meer van die dynamiek over. Van de 40 bedrijven in de toonaangevende Duitse DAX aandelenindex gaan bij maar liefst 23 de wortels terug tot de 19e eeuw, of zelfs nog eerder. Slechts twee zijn deze eeuw opgericht. Vernieuwingsprocessen worden afgeremd door een afbrokkelende infrastructuur, grote achterstand in de digitalisering, verstikkende bureaucratie en een verouderd bankwezen dat onvoldoende durfkapitaal ter beschikking stelt.
Hoewel je in Nederland zelden kritiek hoort op voormalig bondskanselier Angela Merkel, is dit toch echt de blijvende schade van een volkomen gebrek aan overheidsinvesteringen of hervormingen tijdens haar 16-jarige ambtstermijn. Een veelzeggend voorbeeld: gecorrigeerd voor de inflatie zijn de netto-uitgaven aan hoger onderwijs in Duitsland tussen 2010 en 2018 met minder dan 1 procent gegroeid. In Nederland was dat 6 procent, in de VS 15 producent en in Estland maar liefst 116 procent.
Er is geen ‘Economisch Reddingsplan Duitsland’
Duitsland gaat zichzelf de komende jaren niet redden. Er komt geen mega-campagne met miljardeninvesteringen en diepgaande hervormingen. Dat is jammer, want alleen op die manier kan snelle en efficiënte herverdeling van arbeid en kapitaal naar nieuwe beroepen, sectoren en regio’s plaatsvinden. Er worden geen investeringen opgezet om een nieuwe generatie werknemers en ondernemers beter op te leiden. Een injectie van 45 miljard euro voor achterstallig onderhoud aan de spoorwegen, die werknemers beter met nieuwe arbeidsplekken zou kunnen verbinden, blijft uit. En de regering verlaagde haar begroting om de digitale infrastructuur te verbeteren in 2024 met 99 procent.
Met het oog op de verkiezingen van 2025 zijn is de coalitie van SPD, Groenen en FDP nu al meer bezig met elkaar de tent uitvechten dan gezamenlijk een coherent economisch plan te formuleren. Bondskanselier Scholz van de SPD en minister van Financiën Lindner van de FDP willen bezuinigen, terwijl minister van Economische Zaken Habeck van de Groenen inzet op stroomsubsidies om energie-intensieve industriële sectoren te redden.
Dankzij de lage overheidsschuld zou Duitsland de broodnodige investeringen in infrastructuur, onderwijs en digitalisering prima kunnen financieren. Het land steekt daar echter zelf een stokje voor, door de herinvoering in 2024 van de Duitse ‘schuldenrem’. Deze is veel strenger dan de EU-beperkingen op begrotingsbeleid.
Hiermee blijft de huidige Duitse regeringscoalitie hunkeren naar het oude medicijn van “kostenconcurrentie”. Dat zal alleen deze keer niet werken. Dankzij protectionisme nemen barrières op de wereldwijde goederenhandel sterk toe. China zal de export-concurrentie in traditionele Duitse sectoren verder opvoeren om de zwakke consumptie in hun eigen kwakkelende economie te compenseren. Duitsland is buitengewoon zwak in de dienstensector, waar de wereldhandel momenteel wel blijft groeien.
Nederland is aan de griepprik
Van oudsher gold: ‘als Duitsland niest, is Nederland verkouden’. Terwijl Berlijn voorlopig krampachtig vast blijft houden aan deze wereld van gisteren is Nederland inmiddels een stuk minder vatbaar geworden voor verkoudheden uit het oosten. Den Haag moet deze lijn nu verder doorzetten om Nederland nog beter te beschermen tegen Duitse economische stagnatie. Tot de dag aanbreekt dat Duitsland zich (met een vleugje Hollandse inspiratie) eindelijk durft te wagen aan de modernisering van haar economie.
Ten eerste moet Nederland doorgaan op de al ingeslagen weg van export-diversificatie. Het CPB berekende dat ten opzichte van 1980 het aandeel van Duitsland in de Nederlandse economie is gedaald van 30 naar 23 procent. Het aandeel van België, Frankrijk en Italië in de Nederlandse export daalde ook, terwijl ons belang van de VS en andere landen in de EU en Azië steeg. Den Haag doet er verstandig aan de economische en diplomatieke betrekkingen met landen buiten Europa verder aanhalen.
Ten tweede moet een nieuw kabinet in Den Haag vasthouden aan de Nederlands-Spaanse inzet om de Europese begrotingsregels flexibeler te maken. Het idee is dat met maatwerk, in plaats van onwrikbare regels, EU-lidstaten op hun begroting blijven passen zonder dat ze worden gedwongen tot roekeloze bezuinigingen. De Europese Commissie heeft dit overgenomen als blauwdruk voor de hervorming van de regels. Dit geeft houvast om tegenwicht te bieden aan de Duitse Sparfetish die ten koste dreigt te gaan van de benodigde toekomstinvesteringen in Duitsland zelf en de rest van Europa.
En ten derde moet Nederland druk uitoefenen om EU-beperkingen op nationale staatsteun niet verder te verwateren, nadat deze zijn versoepeld om Amerikaanse en Chinese subsidies bij te kunnen benen. Duitsland heeft sinds deze versoepeling maar liefst 76 procent van alle toegekende steun aan individuele bedrijven in de EU verstrekt. Dit dreigt de Europese binnenmarkt te verstoren door bedrijven in andere EU-landen uit de markt te drukken. Het remt ook structuurverandering af. Oude grootindustrie wordt in leven wordt gehouden en hun energieconsumptie wordt gesubsidieerd waardoor energieprijzen stijgen voor andere industrieën en kleinere bedrijven. Totdat er een echte Europese industriepolitiek komt is er een rem nodig op de groeiende Duitse hang naar subsidies.